maandag 12 januari 2015

Losgeslagen kinderen


"Sorry, maar moest deze pijnstiller nou twee of drie keer per dag gegeven worden?" Terwijl ik het gebruik van de medicatie nogmaals aan de eigenaar van hond Barney wil uitleggen, word ik opnieuw door luid kindergeschreeuw uit de wachtkamer overstemd. En dat terwijl ik echt niet bepaald een zachte stem heb. Het is dat ik beter weet, maar anders zou ik denken dat er een springkussen vol overactieve kinderen in de wachtkamer staat.

Wanneer ik de deur naar de wachtkamer open doe om de volgende patiënt binnen te roepen ben ik verbaasd. Aan de hand van het lawaai had ik toch op z'n minste een vijftal kinderen verwacht, het blijken er slechts twee te zijn. Als blijkt dat ze bij mijn volgende afspraak horen, slaak ik zachtjes een zucht. In plaats van me vanuit de wachtkamer te overstemmen zullen ze dat nu vanaf nog geen meter afstand doen. Want als ik zo naar het afgetobde gezicht van hun moeder kijk, denk ik niet dat ze nog de energie heeft om ze onder controle te houden.

Ik besluit mijn meest succesvolle tactiek voor dit soort kinderen in te zetten: ze erbij betrekken en het idee geven dat ze belangrijk zijn. Op die manier probeer ik te voorkomen dat ze zich gaan vervelen en besluiten de boel op zijn kop te gaan zetten.

Daarom richt ik me tot de oudste, die ik een jaar of acht schat, en vraag ik wat er aan de hand is met konijn Snuffie. "Het is een stom konijn!" is zijn antwoord. "Weet jij het misschien?" probeer ik nog bij zijn jongere broertje. Die haalt zijn schouders op en besluit vervolgens om zijn broer een harde stomp in zijn buik te geven. Wat resulteert dat hij weer een klap in zijn gezicht terug krijgt. "Sem... Bart... niet doen hoor." klinkt zwakjes de stem van hun moeder die geen aanstalten tot ingrijpen maakt.

Ik voel me niet geroepen haar opvoedkundige taken over te nemen en probeer me te concentreren op mijn patiënt, het konijntje. Tussen het geschreeuw van haar zoontjes door kan ik nog net opmaken dat een van de twee gisteren het konijn heeft laten vallen. Sindsdien loopt hij mank en eet maar matig. Wanneer ik Snuffie onderzoek zie ik in een ooghoek een van de twee jochies richting mijn tafeltje met instrumentarium lopen. Ik kan nog net voorkomen dat mijn dure stethoscoop op de grond gesmeten wordt.

Ik onderdruk de steeds steeds sterker worden neiging om ze te vermoorden. Met een schuine blik naar hun moeder zeg ik tegen de jongens: "Blijf daar maar vanaf, daar liggen ook scherpe dingen." Voor menig ouder is de gedachte dat hun oogappeltjes zich misschien zouden kunnen verwonden een reden om hun kids stevig vast te houden zodat ik tenminste met mijn werk verder kan. Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het deze moeder het op dit moment niet eens zoveel zou kunnen schelen.

Ik rond, zo goed en kwaad als het kan, het onderzoek van Snuffie af en schrijf een pijnstiller voor. Als ze het drietal even later met het konijn de praktijk verlaat, keert eindelijk de rust weer terug.

Reageer op dit bericht